7 - Piqué
De Piqué en ook de Massé zijn stoten, waarbij de keu niet horizontaal maar nagenoeg verticaal wordt gehouden alhoewel er enige overlap is bij deze twee stootvormen worden ze wel door enige duidelijke verschillen apart behandeld.
Bij een Piqué raakt men de stootbal in een vrij beperkt gebied zie figuur rechts, dit is het bovenaanzicht van de stootbal, waarbij 0 het raakvlak is wanneer de stootbal in een in een rechte lijn terug moet rollen en de raakvlakken Links en Rechts een afwijking van deze rechte lijn wordt bewerkstelligd.
Bij deze stootvorm is het mogelijk, doordat men als het ware tegen de leiplaten aanstoot, al direct effect aan je stootbal te geven zonder dat er een bal of band geraakt wordt.
Menige biljarter ziet de piqué als een correctiestoot, die gemeden dient te worden, echter in bepaalde situatie's waarbij men bal 2 bijna niet van zijn plaats af wil hebben of als men de keu niet kwijt kan om een trekstoot te maken komt deze stoot toch regelmatig in een partij voor.
Hier zien we 3 voorbeeldjes, die we bij de piqué als basis moeten zien, als we in vak 0 stoten zien we eerst een voorwaartse kracht en daarna een terugwaartse kracht, stoten we in vak Lof R komt er nog een zijwaartse beweging bij.
Het verschil met een Massé is, dat men nagenoeg geen kromme in het stoot- beeld ziet en de stootbal zal zich in een bijna rechte lijn in de richting van het effect zal verplaatsen.
Zelfs de dikte van het aanspelen van bal 2 zal weinig doen veranderen aan de loop bal de stootbal.
Tevens vereist deze stoot een goed geplaatste voorhand en een losse achterhand, waarbij men de keu het werk laat doen.
De snelheid van de stootbal en bal 2 wordt bepaald door de hoek van de keu t.o.v. van het biljart.
Speelbal loopt snel t.o.v. bal 2 (fig.1) Amorti piqué bal 2 loopt snel t.o.v. de speelbal (fig. 2)
Schuinere stand keu laat 2e bal snel lopen t.o.v. speelbal (fig. 3)