3 - De Trekstoot
De trekstoot en de doorstoot zijn de stoten, waar de meeste mogelijkheden liggen on de bal te verzamelen of positiespel te spelen.
Tevens is het niet mogelijk om de biljartsport goed te beoefenen zonder deze stoot in redelijke mate te beheersen.
De trekstoot wordt bijna altijd met een lage voorhand gespeeld en met de keu (indien mogelijk) zo vlak mogelijk.
Een trekstoot is altijd een combinatie van het juiste richtpunt en de juiste diepte in de bal. Men spreekt van een trekstoot indien de stootbal zich in een hoek van minder dan 90 gr van bal 2 beweegt.
De trekstoot en de voorwaarden:
- De hoek van de looplijn van bal 1 naar bal 2 t.o.v. de lijn vanaf bal 2 naar bal 3, moet kleiner zijn dan 90 graden.
- De afstand van bal 1 tot bal 2 mag niet meer dan 30 cm bedragen.
- De te gebruiken kracht moet juist voldoende zijn om bal 3 te kunnen bereiken.
- De juiste afstoot techniek. (afstoot uit de pols bij een afstand van 1-1,5 baldikte, uit de elleboog bij een wat grotere afstand en snel en indringend afstoten)
- Richten op het snijpunt.
- Indien bal 2 geamortiseerd wordt bal 1 wat hoger raken en bal 2 wat dikker.
De trekstoot en zijn moeilijkheden:
Een vaak voorkomende fout bij een trekstoot is dat men de keu niet voldoende door de speelbal heen laat gaan, maar op het moment van raken de stoot afbreekt of zelfs terug haalt.
Let op!!! De buitenste 8 a 9 mm van de bal is de gewraakte ketszone dus altijd minimaal 1 centimeter boven het laken blijven met een lage en korte voorhand, speel deze bal zoveel mogelijk zonder zijeffect om een goede terugloop te verkrijgen.